Het boek Camera Obscura bestaat uit meerdere verhalen. Deze verwerkingsopdrachten zijn gericht op één verhaal. Het verhaal heet een oude kennis. Het betoog gaat echter over het hele boek, maar de passages komen uit dat ene verhaal. In dit verhaal maak je een zoektocht mee van Dr. Hendrik Johannes Bruis, die op een snikhete zomerdag opzoek gaat naar zijn oude studievriend Dr. Deluw.
Smaakontwikkeling
Ik vind het boek Camera Obscura niet geweldig, maar het is meer een boek dat je voor je culturele opvoeding moet lezen. Door sommige stukken lees je bijvoorbeeld heel snel, omdat het grappig en zeer herkenbaar is.
Het was een brandhete vrijdagachtermiddag in een zekere Hollandse stad; zo heet en zo brandend, dat de mossen op het dak gaapten, 't welk, op gezag der Hollandse manier van spreken, de grootste hitte is, die men zich voor kan stellen. De zon scheen vinnig in de straten en glinsterde op de van droogte poeierig geworden keien.
Met deze zinnen begint het verhaal een oude kennis. Deze situatie is zo herkenbaar en goed beschreven, dat je meteen in het verhaal zit en je later echt gaat meeleven met de Dr. Bruis, die met zijn dikke lichaam door deze hitte opzoek gaat naar zijn vriend.
Dit boek is soms ook minder leuk om te lezen, want de zinnen, zo als in de vorige passage al te zien was, zijn soms heel erg lang.
Welk een tafereel!
Het was een kwade jongen van een jaar of zes, die geweldig schreeuwde en stampvoette; het was een vader, rood van gramschap, die was opgestaan, zich aan tafel vasthield met de ene hand, en met de andere geweldig dreigde; het was een moeder, wit van angst, die de jongen tot bedaren zocht te brengen; het was een grote knaap van dertien jaar met een bleek gezicht en blauwe kringen onder zijn ogen, die met de ellebogen op de tafel en een boek vóór zich, om het tafereel zat te lachen; het was een klein meisje van vijf jaar, die zich aan mama's japon schreiende vastklemde.
Als je zulke zinnen 360 pagina's achterelkaar hebt staan dan ben je op een gegeven moment echt klaar met dit boek. Ik heb zelf ook meerdere malen gedacht dat ik stopte, maar ik heb me er doorheen geslagen.
Dit boek is verder ook zeer leerzaam. Het boek speelt zich in Nederland aan het einde van de negentiende af. Door de goede beschrijvingen krijg je een goed beeld van het leven in de tijd. Voornamelijk de kleding die de mensen droegen, de huizen waarin de mensen woonden en wat de mensen toen deden na het werk. Dit wordt ook nog versterkt door afbeeldingen, wat het verhaal een stuk levendiger maakt.
Tijd en opbouw
Dit boek komt uit 1851 en heeft daardoor een heel ander karakter dan de boeken die tegenwoordig worden geschreven. In dit hele boek zit geen enkel punt waar spanning voorkomt. Ook alle elementen die bij spanning komen kijken, zoals versnelling, vertraging en flashbacks of een niet chronologisch verhaal, heeft of is dit boek niet. Hierdoor kan ik niet zo veel boeiends vertellen in het volgende stuk.
- Vertelde tijd
De vertelde tijd in dit verhaal is negen dagen waarin de dikke man opzoek gaat naar zijn vriend, hem vindt en met hem gaat kletsen. Dit duurt bij elkaar geen negen dagen, maar de Dr. Bruis is op een reis en vertelt acht dagen na zijn ontmoeting dit verhaal aan zijn vrouw.
'En nu uw vriend, Dr Deluw!' vroeg mevrouw Bruis, toen haar goedhartige echtgenoot, acht dagen daarna, aan haar zijde van de vermoeienissen der reis zat uit te rusten, zich verkwikkende aan een groot glas rijnse wijn.
- Verteltijd
De verteltijd van dit verhaal is 23 bladzijden. Dit is erg veel voor een verhaal van twee uren en een kort stukje acht dagen later. Dit doet het verhaal echter niet veel goeds, want het maakt het soms echt heel erg saai om te lezen.
-Chronologische volgorde
Dit verhaal staat in zijn geheel in chronologische volgorde. Zelfs in alle verhalen in sprake van chronologische volgorde. Dit brengt echt geen spanning, maar het leest wel makkelijker.
In een ogenblik was hij de lange straat al uit, en stond denk ik, hier of daar zich te vergasten aan een komkommer in het zuur, een maatje 'klapbessen', of enige andere straatjongenslekkernij, waarvoor men fatsoenlijke kinderen nooit vroegtijdig genoeg afkeer kan inboezemen.
Intussen ging Dr Deluws deur nog in lang niet open, en zag zich de heer Bruis genoodzaakt nogmaals aan de schel te trekken.
-Continu - of fragmentarisch vertellen
In dit verhaal is continu vertellen heel erg aanwezig, omdat het verhaal weinig tijdsprongen kent en zeker geen flashbacks. Toch bestaat het verhaal uit twee delen, maar die delen lopen mooi in elkaar over en je raakt niet in de war als je bij het tweede deel bent.
Perspectief en vertelsituatie
Aan het begin wordt dit verhaal vertelt door de schrijver zelf, die klaagt over hete zomeravonden. Dus je hebt een ik-vertelsituatie, maar de schrijver maakt zelf niks mee. Hij beschrijft alleen welke mensen er op een vrijdagachtermiddag in de zomer op straat te vinden zijn en hoe zij er uit zien. In het begin van het verhaal is dus een perspectief gebruikt dat de situatie beschrijft.
Na dit tafereel en de beschrijving van Dr. Bruis gaat de vertelsituatie over in een alwetende vertelsituatie. Hierbij beschrijft de alwetende, Hildebrand, de avonturen van Dr. H.J. Bruis.